Technieken 

Mijn beelden worden gemaakt van aardewerk- of steengoedklei. Ik bak ze bij Pier K in een gasoven, of thuis in de elektrische oven. De eerste stook is altijd een biscuitstook  950 – 1050°C.

Vervolgens glazuur ik de beelden geheel of gedeeltelijk, of behandel ze met pigmenten of oxides. Het toepassen van glazuur heeft als belangrijk resultaat dat het beeld waterdicht wordt, geen stof of vuil vasthoudt en het heeft een decoratieve functie. Het glazuur vormt een soort glaslaagje dat het oppervlak van de klei bedekt. De glazuren die ik gebruik, maak ik zelf of zijn kant en klaar gekocht. 

De geglazuurde beelden kunnen daarna op meerdere manieren gebakken worden; tussen de  950 – 1150°c (aardewerk)  of tussen de 1150 - 1250 °c (steengoed). De kleine vogeltjes, eksters en hanen zijn bijvoorbeeld aardewerk gebakken, de groene Costa Rica kikker of de vissen zijn steengoed gebakken. 

Een paar beelden zijn  reductie gestookt op  1250°C in een gasoven; hierbij wordt de zuurstof tijdens de stook onttrokken. De bruine gier en de pad zijn zo behandeld.

De hoog-gestookte beelden zijn waterdicht (de klei wordt steen) en daarmee vorstbestendig.

Een enkel beeld is raku gestookt: meestal wordt dit buiten gedaan, in een aparte houtgestookte oven. Als het glazuur roodgloeiend is wordt het werkstuk met een tang uit de oven gehaald en in een ton met zaagsel geplaatst, waarna deze afgedekt wordt met een deksel. Door de temperatuurshock gaat het glazuur barsten, “craqueleren”. In de ton is het werkstuk echter nog heet genoeg om het zaagsel tot ontbranding te brengen en, doordat de ton afgedekt is, heeft het vuur niet genoeg zuurstof (reduceren) waardoor er veel rook ontstaat. De zwarte rook hecht zich in de barsten van het glazuur en op plekken waar geen glazuur is aangebracht. Voorbeelden hiervan zijn de pinguin met jong en de lange Afrikaanse dame.

Het blijft altijd spannend hoe het werk na het glazuren uit de oven komt!